Het weer in Nieuw-Zeeland is zeer veranderlijk. Soms zitten er vier seizoenen in een dag. Daarom zijn de weersverwachtingen soms lastig te voorspellen. Nu leek het erop dat het weer een tijdje goed zou blijven dan moet je er ook gelijk van profiteren. En we wisten dat het weer op woensdag 12 april om zou slaan van een lekker herfstzonnetje naar een paar dagen regen, regen en nog eens regen. En we willen nog heel graag een Great Walk lopen in NZ en dat is de Rakiura track op Rakiura / Steward Island. We kregen de tip om absoluut dit eiland niet over te slaan.
Daarom ging het gas erop. We zaten nog maar halverwege het zuidereiland en we hadden nog 3 dagen om in Bluff te komen. Vanuit daar kunnen we de boot nemen naar Steward Island. Op vrijdag 7 april reden we daarom verder richting Mount Cook, de hoogste berg van NZ. We zaten nog op Arthurs Pass bij Lake Pearson en vanuit daar is het een kleine 376 kilometer nog naar Mount Cook. Op NZ wegen betekent dat gewoon een hele dag rijden. Natuurlijk deden we dat niet in 1 keer. Het doel werd Lake Pukaki, slechts 318 kilometer rijden. Nog steeds een hele mooi roadtrip. Maar het zonnetje brak door toen we wegreden bij Lake Pearson en we gingen op pad.
In het vorige verslag had ik al geschreven over Cave stream en Castle Rock. Hierna vervolgden we de roadtrip de pass uit en het vlakke achterland van Canterbury in. Een gebied dat vooral heel veel landbouwgrond bevat. In alle richtingen zagen we niets anders dan weilanden, koeien en schapen. In Sheffield namen we de Route 72, een scenic route die ervoor zorgt dat je niet alleen de “snelwegen” aan de oostkust van NZ zien. Deze weg kenmerkt zich door vergezichten van enerzijds de Alpen en aan de andere kant de Canterbury Plains. Voor dat we het wisten waren we in Geraldine vanwaar we de weg insloegen naar Mount Cook en Lake Pukaki.
Lake Tekapo
Onderweg hadden we een late lunch aan Lake Tekapo. Het was windstil en de bergen met de witte toppen staken prachtig af tegen het gladde meer. Aan de oever zag je tot vele meters voor ons de ronde keien in het water. De natuur is prachtig rondom Lake Tekapo. De meeste toeristen komen naar dit meer voor de Church of the Good Shephard. Een klein kerkje aan de rand van het meer. De ene na de andere bus vol Chinezen werd uitgelaten en de camera’s maakten overuren. Jolien knapte hier zo vanaf dat we meteen weer door gingen naar Lake Pukaki.
Zonsondergang
De twee meren liggen slechts 40 kilometer van elkaar verwijdert. Aan Lake Pukaki gingen we de zonsondergang bekijken. Dat deden we natuurlijk met een lokaal gebrouwen biertje dat we onderweg tegenkwamen bij een kleine brouwerij. Om de zonsondergang te zien we de weg af aan de oostkant van het meer en we vonden een leuk plekje waar we de auto parkeerden. Hier genoten we een uur lang van een langzaam dalend zonnetje over de witte pieken. Gewoon heerlijk. Erna was het nog maar een klein stukje naar de freecamp site aan het meer. Wel lekker om een nachtje ergens gratis te staan.
We stonden vroeg op en we reden richting Mount Cook. Om er te komen volg je eenvoudig de weg langs de westelijke oever van Lake Pukaki. Het meer gaat over in een brede delta met meerdere rivieren. Er groeien hier maar weinig bomen waardoor het uitzicht continue wijds is over de hoge bergpieken. De meesten pieken zijn nog stijl en puntig. Een teken dat de NZ Alpen nog een jong gebergte is.
Mount Cook
In Mount Cook Village bezochten we eerst het DOC informatiecentrum om te vragen naar leuke daghikes. We besloten om de track naar Hooker Lake te lopen. Dit is de track waar je aan de andere kant van het meer Mount Cook kunt zien liggen. Nou in elk geval als het helder weer is. Toen we aan kwamen rijden waren de bergen in het westen nog bedekt met een dicht wolkendek terwijl de bergen in het oosten goed zichtbaar waren tegen de blauwe lucht. Maar de eerste tekenen waren al zichtbaar dat de wolken in het westen de wedstrijd tegen de zon gingen verliezen.
Het is slechts een korte track van 3 uur retour maar wonderschoon. Onderweg passeerden we 3 hangbruggen en Mueller Lake. De bergen hier hebben het hele jaar door sneeuw op hun pieken en er waren al enkele gletsjers zichtbaar. Aan het einde kwamen we over een kleine pas en daar zagen we voor het eerst de top van Mount Cook over Lake Hooker. In het grijze meer lagen grote ijsschotsen van Hooker Glacier. De grootsheid van deze gletsjer werd verborgen door veel rotsen en steengruis. We waren verwend met de blauwe gletsjers in Patagonië. Dit is dus absoluut niet het geval in de NZ Alpen. Na een lekkere lunch met een geweldig uitzicht liepen we in een uurtje weer terug.
Erna reden we nog even naar Lake Tasman en de Tasman Glacier. Dit is de grootste gletsjer van NZ. Ook deze was bedekt met veel steengruis vanuit de bergen. Net als bijna overal in de wereld worden de gletsjers van NZ elk jaar korter en korter. Een trend die onomkeerbaar lijkt. Het is slechts een klein stukje lopen vanaf de parkeerplaats naar het uitkijkpunt. Onderweg passeerden we nog de blue lakes. Het waren vroeger blue lakes omdat ze gevoed werden door de gletsjers. Deze zijn inmiddels verdwenen en nu zijn ze groen door het regenwater. Even een klein feitje zo tussen door.
Na een lekkere wandeldag reden we halverwege de middag door richting het zuiden en onderweg passeerden we de afslagen naar Wanaka en Queenstown. Hier gaan we over een 1,5 week naar toe samen met de broer en zus van Jolien. Nu reden we verder over de mooie highway 8 en Central Otago (de naam van de regio). We vonden een geweldige DOC site met de naam Lindis Pass Historic Hotel. Wederom een gratis camping. Hier staat een ruïne van een oud hotel dat meer dan 100 jaar oud is. Het werd gebruikt door de eerst toeristen en mijnwerkers in het gebied. Alleen de muren staan nog en je ziet de verschillende schoorsteenmantels. Wat een mooi plaatje zo tussen de glooiende heuvels.
Op zondagochtend 16 april stonden we weer vroeg op. We hadden nog steeds een lange rit voor de boeg en we wilden een kleine omweg nemen langs de Catlins, de kustlijn tussen Dunedin en Invercargill. We maakten in de ochtend vooral veel kilometers. Onderweg in Alexandra zagen we nog een tweetal pilaren van een oude brug over de Clutha rivier. Het was erg mistig en dit gaf een mysterieus tintje aan de brug en de rivier. De nieuwe boogbrug ligt er nu naast. Verder zagen we het landschap veranderen van bergen naar heuvels naar platte landbouwgrond. We naderden de kust en in Balclutha draaide we de scenic route naar de Catlins op.
Catlins
Het eerste wat we zagen was Nugget Point. Op een klif die hoog boven het omliggende land uitsteekt staat een oude vuurtoren en voor deze kaap liggen veel kleine eilanden waar de golven continue op neerslaan. Het prachtig gezicht vanaf de look-out. Ver onder ons zagen we NZ fur seals op de eilanden liggen. Erna reden we door naar Purakaunui Falls. Een waterval met een tiental treden. Er stroomde niet veel water overheen dus het was niet de mooiste waterval die we hebben gezien. Toen we hier waren was het alweer halverwege de middag. Het eindpunt voor vandaag lag bij Curio Bay. In deze baai kun je fossielen bomen zien en als je geluk hebt de geeloogpinguïn. We gingen absoluut voor de pinguïns maar het was veel te druk op het strand. Dus de pinguïns lieten zich niet zien. De fossielen bomen waren wel heel bijzonder om te zien. Helaas konden we niet blijven tot na zonsondergang. We wilden met daglicht nog onze tas pakken voor de Rakiura Track. Gelukkig voor ons lag de camping er vlak naast dus we hoefden niet ver. Na een snelle maaltijd was het tijd al weer tijd om ons eigen nestje in te duiken.
De volgende ochtend stonden we heel vroeg op. Het was nog 1,5 uur rijden en om 9 uur vertrok onze boot naar Steward Island. De ochtendmist en zon plaveide de weg naar Bluff. We hadden er goed aan gedaan om snel naar het zuiden te gaan. Het weer was heerlijk en we haalden het allemaal ruim. Op tijd vertrokken we naar Steward Island. Dit lees je in de volgende blog.
Kia Ora!
Sander and Jolien.