Ik eindigde de vorige blog met het verhaal dat we ons guesthouse in Ubud niet konden vinden. Dit is wat er verder gebeurde. We stonden dus aan de rand van Ubud en de taxi was net vertrokken. Volgens Maps.me zou het Way Ubud House in een klein straatje zitten maar toen we daarvoor stonden bleek het een gebouw te zijn dat in aanbouw was. Mmm, dit kan het niet zijn. Je gedachten beginnen dan meteen te spinnen. Zitten we wel goed? Is het een guesthouse dat niet bestaat? We dachten het echt want de mensen in de buurt hadden er allemaal nog nooit van gehoord. Daar sta je daar en het enige wat we konden doen is verder vragen. Uiteindelijk vonden we bij een wasserette iemand die ervan had gehoord en zij belde met het Way Ubud House. Ze kwamen eraan, was haar boodschap toen ze ophing.
5 minuten later kwamen er twee scooters aangereden. Het was de eigenaar Wayan met een medewerkster. We sprongen snel achterop en we reden weer de kant op waar we al hadden gelopen. Het bleek dus dat de receptie zich dus wel op de Maps.me locatie bevond. Dit was het pand in aanbouw. Lekker duidelijk aangegeven. Onze locatie bleek overigens nog iets verder de straat in te zijn. Hadden we dus nooit gevonden. De eigenaar Wayan compenseerde ons meteen met een upgrade. We kregen een 2 maanden oude chalet aan het zwembad. Een kleine oase van rust en reinheid tussen alle lokale hectiek. Er stonden nog twee chalets maar die waren nog niet geboekt. Wij hadden voor 3 nachten geboekt en uiteindelijk hadden we 3 dagen het rijk voor ons alleen. In 1 klap hadden we een beetje geluk, ontzettend veel luxe en met het zwembad de nodige ontspanning. Wat een top begin van ons verblijf in Ubud.
Na een ontspannen nacht werden we donderdag 20 juli wakker. De kamer was mooi afgewerkt en centraal stond een gigantisch hemelbed. De badkamer bevatte een stortdouche en voor Jolien was er zelfs conditioner. De avond ervoor hadden we via Wayan een scooter gehuurd en die werd netjes om 10 uur afgeleverd. Dit gaf ons de nodige vrijheid om de komende dagen lekker rond te gaan rijden.
Ambachtelijke dorpjes
Met de scooter reden we eerst naar het zuiden. Hier zijn vele kleine plaatsjes en in elk dorpje wordt een andere ambacht uitgevoerd. Van houtsnijwerken, tot schilders, tot beeldhouwers tot goud en zilversmeden. In het dorpje Singapadu vonden we een maskermaker. Al vier generaties lang produceren zij Balinese maskers en met trots liet de vrouw des huizes haar collectie zien. Sommige waren te koop, de oudste (sommige waren meer dan 100 jaar oud) stonden in haar privé museum te prijken. Heel erg mooi om te zien. Ook maakten ze Balinese Batuan schilderijen. Deze kenmerken zich door ontzettend veel details in het tekenwerk, vaak van Hindoeïstische taferelen en sombere kleuren. Elke keer zie je weer wat nieuws. Het zou zo aan het plafond bij de tandarts kunnen hangen. Met 1 schilderij is de maker een heel jaar bezig en daarom onbetaalbaar. Maar wat een vakmanschap.
Het was een prachtige tocht. De omgeving staat bekend om haar rijstvelden en we zagen er al veel. De rivieren in het gebied hebben diepe dalen uitgesneden waardoor een golvend landschap is ontstaan. Dit maakt het erg leuk rijden met de scooter. De middag was al halverwege toen we terugkwamen in Ubud. We stopten even bij het Monkey Forest in de stad maar hier gingen we niet naar binnen. Gisteren hadden we er al een gezien en dat vonden we genoeg. Ook de Java-apen geloven we ondertussen wel. Wij kozen om het zwembad in te duiken en te genieten van de laatste zon van de dag en een biertje in de hand.
Rijstvelden en Hindoe tempels
De volgende dag reden we naar het noorden. Allereerst om de beroemde rijstvelden van Tegalalang te zien. Deze velden zijn tegen de heuvels gebouwd waardoor je trapsgewijze rijstvelden kunt zien. Helaas was de oogst net geweest. Geen rijst meer te bekennen, alleen waterige modderbaden. Toch konden we zeker de pracht ervan zien.
We reden weer verder door het landschap. De volgende bezienswaardigheid was Genung Kawi, een oude Hindoe tempel uitgehouwen in de krijtsteen rotsen. In het midden loopt de Pakrisan rivier. Zeker de moeite waard om te hebben gezien. En even ten noorden ligt de Tirta Empul Tempel, de tempel van het heilige water. Deze tempel is bekend om zijn waterbaden waar je als Hindoe een reinigings-ritueel uitvoert onder de aanwezige heilige waterstralen. Wat ons opviel was dat vooral heel veel toeristen dit deden. Overduidelijk toegestaan maar waarom zou je dat doen als je geen Hindoe bent? Persoonlijk vonden we dit maar raar.
Dus we sprongen weer op onze snorpot (ook een Indonesisch woord, haha) en reden verder. Had ik al gezegd dat de omgeving prachtig is! We reden uiteindelijk nog door het Bamboo forest. Een kronkelende weg leidt dwars door een groot bamboe woud en komt uit in het plaatsje Bangli. Dit is een oud dorpje met prachtige straatjes en mooie huisjes. De dames vragen allemaal of je tegen betaling een kijkje binnen wilt nemen. Na deze stop reden we via de Goa Gajeh grot en tempel weer terug naar Ubud. Hier deden we nog wat souvenir shopping waarna we terug reden naar ons lekkere stekje. Tijd voor alweer ons laatste nachtje hier. Hoe jammer het ook was.
Op naar Lombok
Op zaterdag 22 juli namen we ‘s ochtends een Uber naar het kantoor van Perama Tours. Dit is één van de goedkopere touroperators. Zij brachten ons naar de haven van Padang Bai. We namen de lokale ferry naar Lombok. Overigens waren we net op tijd voor de 13 uur ferry. Het tochtje duurde 4,5 uur. In Lombok was erna niet echt meer mogelijk om een bemo naar Materam te pakken dus het werd een privé transport. Daar brachten we de nacht door. De dag erna gingen we snel door naar het noorden van Lombok. Naar het plaatsje Senaru. We willen Mount Rinjani gaan beklimmen, op eigen houtje. Of dat makkelijk ging, dat lees je de volgende keer?
Selamat Tinggal!
Sander & Jolien.