Het was al donker toen we aankwamen op Soekarno-Hatta International Airport. We hadden helaas een uur vertraging. De vertrektijden veranderde op het vliegveld in Singapore continue waardoor mensen waarschijnlijk niet meer de laatste verandering gezien hadden hadden. Ver na final boarding kwamen er nog mensen binnen en we vertrokken een uur te laat. Verder ging de vlucht wel prima en ook de douane in Jakarta was geen probleem. Na de douane verwachtte ik eigenlijk het lastigste moment. De beruchte taxichauffeurs die je allemaal een taxirit willen aanbieden. Maar er gebeurde helemaal niets. Eigenlijk wel heel fijn. Op deze manier konden we mooi in alle rust een Uber bestellen. Scheelt toch weer een paar centjes. Rond 23 uur kwamen we aan bij ons hotel Madu Inn en we doken er gelijk in. Ja ja, we zijn in Indonesië.
In Madu Inn wordt het ontbijt geserveerd op je kamer. Dus om 9 uur werd er op onze deur geklopt met ons ontbijtje. Wel lekker hoor die roomservice. Erna trokken we eropuit. Op naar de chaos. Jakarta is met 10 miljoen inwoners de grootste stad van Indonesië. Dagelijks staat de stad volledig vast door files. We merkten het gisteren al bij aankomst en toen was het laat op de avond. En zo ook op deze zondagochtend 9 juli.
Vergane glorie
Het hotel lag precies halverwege het Fatahillah plein en het Nationaal Monument. We besloten om eerst richting Fatahillah te lopen. De plek om in aanraking te komen met de Koloniale tijd van Nederlands-Indië. De wandeling ernaartoe was een beleving op zich. Hier zagen we het echte Jakarta met kleine Warungs op elke straathoek. Straten die zich specialiseerde in bepaalde producten zoals een straat gevuld met tegels, een straat met allemaal scooter garages en een straat met stoffen. Leuk om doorheen te sloffen, ondanks dat onze geurpupillen daar soms anders over dachten. Vooral de donkerbruine rivier was niet te harden. En dan wordt er links gevist en rechts zie je een jongeheer vrolijk wat extra water toevoegen aan de rivier. Toch zat er wel degelijk vis, want die zagen we soms wegschieten.
Het was druk op het Fatahillah plein. Omdat het zondag was (denk ik) was de stad uitgelopen naar dit plein. Er stonden veel levende standbeelden in de straatjes rondom het plein. Ook wij waren een wandelend object van interesse. Vooral de kinderen wilden allemaal een selfie met die ‘White Tall Man’. Soms moest je net doen alsof je ze niet hoorde, want er was anders geen doorkomen aan. Ook zagen we veel kinderen spelen op gekleurde oma-fietsen. Het type fiets die ons aan thuis doet denken.
De meeste gebouwen hier stammen nog uit de Koloniale tijd. Zoals het oude stadhuis wat nu Fatahillah museum huisvest. En een aantal pakhuizen waar o.a. het Wayang museum huisvest. Hier gingen we naar binnen. Wayang zijn de typische Indonesische poppen het beste te vergelijken met handpoppen en marionetten. Bij wayang poppen bewegen de armen met stokjes. Voor de aanwezige kinderen werd een voorstelling gegeven. Het was bijna Jan Klaassen en Katrijn. Op het plein vind je ook Cafe Batavia, fantastisch gerestaureerd en het hele pand (binnen en buiten) ademt de 17e eeuw uit. Natuurlijk moet hier even een drankje genuttigd worden.
Achter het plein ligt de Kalie Besar kanaal dat in verbinding staat met de haven. Er wordt druk gewerkt rondom het kanaal maar aan beide zijden staan nog steeds grote grachtenpanden die in Amsterdam niet zouden misstaan. Aan de noordkant vinden we de laatst overgebleven ophaalbrug genaamd Hoenderpasar brug. Ik ben er bang voor dat deze het niet lang meer gaat overleven want hij is in vergaande staat van ontbinding. Vroeger zat hier een kippenmarkt en de local noemen de brug ‘chicken’ brug.
Om een ander deel van de stad te bereiken waar je veel oude VOC gebouwen kunt vinden moesten we onder de snelweg door. Hier kwamen we in aanraking met het arme Jakarta. Kleine schuurtjes waar complete families woonden. Hoe interessant het ook was, e geur was er niet te harden dus we liepen heel snel door langs de Cideng rivier. De rivier veranderde op dit stuk van donkerbruin naar gitzwart. En nog steeds zagen we vissers aan de oever. Het water is hier zo vervuild! Je moet het met je eigen zien om te geloven.
Als eerste kwamen we bij de VOC Galangan. Een oude opslagloods. Vooral de binnentuin moet je even gezien hebben. En aan de andere kant van de straat vonden we het maritiem museum. Hier staat de oude uitkijktoren. Deze is een aantal keren vervangen door de eeuwen heen maar hij staat er nog steeds. Je kunt deze toren al zien op de eerste stadskaarten van Batavia. De rest van het museum zit in oude VOC loodsen en het gebouw wordt gerestaureerd as we speak. Het is overigens een leuk museum waar de maritieme geschiedenis van Indonesië, de tweede wereldoorlog en de koloniale tijd wordt uitgelegd. Alleen het gebouw zelfs is al adembenemend mooi.
We hadden geen trek om hetzelfde stuk terug te lopen dus we vonden een tuktuk die ons in mum van tijd weer afzetten op het Fatahillah plein. Hier vonden we een stekkie om te lunchen en erna waren de knollen op. We liepen een andere route terug naar het hotel. We trokken er alleen ‘s avonds nog even op uit om te eten bij een kleine Warung.
Monas
De dag erna gingen we richting het zuiden van de stad. Naar het gigantisch grote park waar het Nationaal Monument van Indonesië staat. Deze heet Monas, maar we konden het park niet in. Er was een grote politie bijeenkomst en het park was hermetisch afgesloten. Ook konden we niet naar het Nationaal Museum want die zat op maandag dicht. Het enige wat open was rondom het plein was de op twee na grootste moskee van de wereld, de Masjid Istiqlal. Hier kunnen meer dan 200.000 personen in. In vergelijking twee keer zo groot als Camp Nou, alleen het geloof is anders. We kregen een ‘gratis’ rondleiding op basis van fooi. Erg interessant om het verhaal erbij te horen.
Erna gingen we per bus door naar het moderne Central Park. Hier vind je de hoogbouw en het zakendistrict van Jakarta. Niet te vergelijken met het oude centrum. Hier had ik afgesproken met de FIRST LEGO League partner van Indonesië. Hij is tevens World Robotics Olympiad organisator en tijdens het gesprek leerde ik veel van het onderwijssysteem en de moeilijkheden. Het zijn altijd zulke leuke gesprekken. Na het gesprek nodigde Bambung ons uit voor lunch in het winkelcentrum. Dat werd zeer gewaardeerd en na afloop genoten we nog wat na op een terrasje. Het openbaar vervoer van Jakarta is overigens ook zeer goed. De grote blauwe bussen rijden naar de meeste plekken in de stad en zijn niet duur.
Twee dagen waren voor ons voldoende in Jakarta. Ik denk zelfs dat we het langer hebben volgehouden dan de meeste reizigers. Toch vond ik het wel erg interessant. Vooral het VOC verleden is nog steeds aanwezig en een must see. Helaas hoorde ik later van een toer door de sloppenwijken van Jakarta. Dat was ook super interessant geweest en staat op de lijst voor een volgende keer.
Treinen naar Jogja
Het wegvervoer in Java is sloom en traag. We wilden naar Yogyakarta en dat ligt 530+ kilometer verder. Niet te doen dus met een bus en daarom kozen we voor de trein. Er zijn twee verschillende treinen. Het verschil zit hem in de comfort en wij boekten de luxere versie. Op dinsdag 11 juli bestelden we in alle vroegte een Uber en deze bracht ons naar station Gambir. We waren hier al een uur voor vertrek, maar met het verkeer in Jakarta kun je het er niet op gokken. Netjes op half 9 vertrok de trein naar Yogyakarta. De bijnaam is overigens Jogja. Waarom je het anders schrijft is mij niet bekend. De treinrit was prachtig. Bij het verlaten van Jakarta reden we door de sloppenwijken. Langzaam zagen we minder en minder huizen en meer en meer rijstvelden zover het oog reikt. IJverig zagen we mannen en vrouwen hard werken op de waterige velden. Rond 16 uur kwamen we aan in Jogja. De trein was heel ontspannend en relaxed. Nu nog kijken hoe we bij ons guesthouse komen. Dat verhaal en meer van Jogja vertellen we de volgende keer.
Selamat Tinggal!
Sander & Jolien