Twee blogs geleden beschreef ik onze lijst met dieren die we dolgraag willen zien in Borneo. De eerste fantastische exemplaren hebben we inmiddels gezien zoals de neusaap, de orang-oetan en de mutslangoer. Maar we hopen nog meer te zien en daarvoor moet je in de provincie Sabah zijn. Op maandag 26 juni vlogen we er naar toe. Om precies te zijn naar Kota Kinabalu dat ook wel KK wordt genoemd.
Toen we daar aankwamen zagen we meteen een groot verschil met Kuching. Waar Kuching een leuk centrum heeft met ambachtelijke huisjes, bestaat KK eigenlijk alleen maar uit grote betonnen gebouwen. Allemaal vierkante en rechthoekige kubussen. We hadden een tweetal nachten geboekt in het Storytel hotel. Het zat in zo’n betonnen kubus, genaamd Star City, op de derde verdieping. De kamers waren verder prima maar heel interessant was het allemaal niet. Het leukste in KK was eigenlijk de haven. Hier stonden veel marktkramen waar de vissers hun vangst van de dag verkochten. De schepen dobberende rustig op de deining van de golven op de achtergrond. Er was ook een gedeelte waar veel eetkraampjes waren. Vis rechtstreeks uit de zee op je bord. Absoluut een plek waar we ons nog wel een keer zien eten.
Op dinsdag deden we in eerste instantie niet veel. Toch maakten we een ronde door de stad. Enerzijds om informatie te verkrijgen over tours naar de Kinabatangan rivier, anderzijds wilden we wat meer zien van de stad. Helaas bleek dat de meeste reisaanbieders op de dag na het Suikerfeest nog een extra vrije dag hadden. Er bleek er maar 1 open te zijn en daar kregen we een eerste prijs en meer informatie. Hier besloten we ook om de dag erna naar Sepilok door te reizen. Een klein reservaat op 7 uur rijden van KK. We boekten verder nog geen toer.
Sepilok
Na een 7 uur lange busrit over een weg die al slingerend langs de hoge Kinabalu berg voer kwamen we aan bij de afslag (Batu 14) naar Sepilok. Hier zette de bus ons langs de weg af en moesten we verder met een taxi. Deze zette ons af bij het Sepilok Forest Edge resort waar we twee nachten hadden geboekt. Het was er prijziger dan dat we gewend waren, maar we kregen er ook iets voor terug. Het resort was prachtig opgezet op de rand van het Sepilok park. Wij kozen voor de dorm maar er zijn ook chalets. Naast het restaurant lag een klein rond zwembad waar we snel een verfrissende duik in namen. Erg lekker na zo’n lange busrit.
Het was woensdag 28 juni en dat is de datum waarop we alweer 4 jaar “officieel” bij elkaar zijn. Genoeg reden om eens lekker uit eten te gaan. En dat kon gelukkig in het resort. Het eten was goed en lekker. Met als klap op de vuurpijl natuurlijk een chocolate volcano als toetje. Lekker!
Orang-oetans deel twee
De reden waarom je naar Sepilok gaat zijn de orang-oetans in het Sepilok Orang Utan Sanctuary. Net als in Kuching vangen ze hier gevonden en bevrijde orang-oetan weesjes op en proberen ze weer op te voeden zodat ze terug geplaatst kunnen worden in het wild. Het is er wel stukken drukker, qua mensen en ook apen. Het leuke aan dit opvangcentrum is dat er een nursery is waar je hele jonge orang-oetans kan zien spelen. Op deze plek zetten de jongeren de eerste stapjes de jungle in. Hier zagen we een stuk of 8 kleintjes die wild met elkaar speelden. Ze leren ook hun voedsel te beschermen tegen andere apen. Een groep Java-apen had het gemunt op hun voedsel. Dat liet de grootste van het stel niet zomaar gebeuren. Druk duwend en trekkend aan het touw probeerde hij of zij de Java-apen eraf te laten vallen. Het lukte niet helemaal en de hulp van de opvangers was op een gegeven moment nodig om ze weg te jagen.
Ook hier waren voederplatforms in het bos. Daar zagen we de volwassen exemplaren. In de ochtend zagen we er slechts 3 maar toen we ‘s middag terugkwamen voor de tweede voeder sectie zagen we er zo’n 5. Ook een jonge moeder met jong. Verder was er een orang-oetan die helemaal kaal was. Waarom dat was weten we niet, maar het beessie leek meer op Gollem uit the Lord of the Rings dan op een orang-oetan.
De Maleise beer
Tussen de twee bezoeken aan het orang-oetan centrum door bezochten we het naastgelegen Borneon Sun Bear Conservation Centre. Hier vangen ze bevrijde Maleise beren op. Dit is de kleinste beersoort ter wereld. Ook hier proberen ze de dieren weer op te voeden, met als doel, terugplaatsing in het wild. Als de beren geboren worden zijn ze niet groter dan je hand. Dan zien ze er schattig uit en dat is de reden waarom mensen ze als huisdier houden. Als ze dan groter worden, lees onhandelbaar, willen de mensen ze kwijt. Maar dan is het vaak al te laat. Deze beren volgroeien niet tot hun normale grote en blijven klein. Hiervan hebben ze er een tweetal rondlopen en deze kunnen nooit meer terug naar de natuur. Ook zagen we twee beren van normale grootte. Ze zitten allemaal hoog in de bomen en met grote verrekijkers zorgen de opvangers ervoor dat we ze konden zien. Het was een super interessante dag
Net buiten de beide opvangen was een klein hutje waar men lekkere Maleisische gerechten verkocht. Hier namen we een late lunch/avondeten. Stukken goedkoper dan het restaurant op het resort en stiekem eigenlijk veel lekkerder. Het leuke hieraan is dat je meer in gesprek komt met de lokale bevolking, al is het soms moeilijk omdat ze slecht Engels kunnen. Maar ook dat heeft wel weer zijn charme. Toen we hierna terugkwamen in het resort boekten we een toer naar de Kinabatangan rivier. Ik zal hierover in de volgende blog schrijven.
Na de rivier
Ik zal alvast verklappen dat de Kinabatangan rivier ons absolute hoogtepunt van Borneo en eigenlijk ook van Maleisië is. Dus vergeet niet de volgende blog te lezen. Nu schrijf ik eerst verder over na de toer. Want we werden door de reisaanbieder netjes weer afgeleverd bij het Sepilok Forest Edge resort. We hadden hier nog een nachtje geboekt om te relaxen en bij te komen van alle ervaringen. Dat was het juiste besluit want we moesten echt even alles verwerken wat we gezien hadden. Zijn jullie al nieuwsgierig?
Op maandag 3 juni gingen we naar Mount Kinabalu. Het resort kon voor ons twee plekjes op de bus regelen en na 5 uur rijden werden we langs de kant van de weg afgezet bij Mile 36 lodge, ons guesthouse voor de komende twee nachten. Mount Kinabalu is de hoogste berg van Maleisië (4095 meter) en een Unesco World Heritage site. Er mogen slechts 135 mensen per dag de berg beklimmen en alle accommodaties op de berg zijn in handen van één aanbieder. Deze monopolie drijft de prijs op tot een hoogte waar die voor ons backpackers niet meer te betalen is. Een snelle berekening leerde dat we minimaal 900 ringgit (185 euro) per persoon voor twee dagen kwijt zouden zijn. Veel te duur en eigenlijk belachelijk in vergelijking met andere tours.
Daarom besloten we om in de lager gelegen jungle te gaan hiken. Als je onder de Timpohon poort blijft dan hoef je alleen een park fee van 15 ringgit te betalen. In de jungle was het lekker koel. Veel fijner dan de jungle aan de Kinabatangan rivier. Wat een verschil maakt 1500 meter. We startte met de Kiau view trail, maar er was op deze route slechts 1 uitkijkpunt. Daarna liepen we via de weg door naar de Kiau Gap viewpoint. Hier is ook een herinneringsmonument aan de aardbeving van 5 juni 2015 waarbij 18 mensen om het leven kwamen. Vanwege het middaguur zagen we niets meer van de berg. Deze lag al verhult in een dik wolkendek. De ochtend is bijna altijd relatief helder. De middag bijna niet. Hierna liepen we viade Mempening trail en de Silau-Silau trail langs een bergriviertje terug naar bezoekerscentrum. Als besluit namen we een lekker drankje. Omdat we zo dicht bij de berg waren begon het echt weer te kriebelen. Wat hebben we zin om weer een berg te beklimmen. Indonesië zal daar hopelijk verandering in brengen.
De volgende dag bracht een minibusje ons terug naar KK. We sliepen de laatste nacht in Borneo Backpackers. Die avond aten we een heerlijk vis en garnalen van de BBQ in de haven. Zoals verwacht smaakten deze heerlijk en het was spotgoedkoop. Een lekker en prachtig afscheid van Borneo en Maleisië. Wij vlogen op 6 juni naar Singapore voor een tweetal dagen R&R bij Jeroen en Hayley.
Salamat Tinggal
Sander & Jolien.