Potdeksel op je kop, de wind in je gezicht, de zon op je kop. Tijd om te cruisen door het achterland van Kuching. Niet met de auto maar met een motor. Een simpel gevalletje, 110 cc, maar het is een motor. Op wereldreis niet meer kunnen doen, motor rijden. Nou daar ging verandering in komen. Voor drie dagen hadden we voor 50 ringgit per dag een Honda Wave gehuurd. Sterk genoeg om de heuvels te bedwingen. Dus niets wat ons tegenhoudt. Gaan jullie mee?
Op donderdag 22 juni werd de motor bij ons DIY hostel afgeleverd. Prima service. Dus we namen een klein rugzakje mee met de belangrijkste spullen voor drie dagen en daar gingen we. Allereerst gingen we op zoek naar de locale bevolking. Vroeger woonden de meeste stammen in longhouses. Dit zijn langgerekte huizen op palen in de jungle. Daar woonden ze dan met meerdere families onder 1 dak. Zo’n longhouse ligt op een uurtje rijden van Kuching en heet Annah Rais Longhouse.
Het was een fijne rit tot dat een bestuurder ons voor het stoplicht wees op het feit dat het achterwiel wel heel zacht was. Mmm, daar moeten we snel even iets aan doen en niet zo lekker van het verhuurbedrijf. We reden naar het eerste de beste tankstation. Helaas was het ventiel te klein voor de pomp. Shit, wat nu. Dan moeten we maar eens een garage proberen. De automobilist was ons gevolgd en hij wist er wel 1. Super aardig en we volgden hem een kleine kilometer tot in het plaatsje Kota Padawan. Daar was meteen een kleine garage waar we de banden konden laten oppompen. We bedankte iedereen en gingen weer op pad.
Annah Rais Longhouse
Een klein half uur later kwamen we aan in Kampung Annah Rais. Hier betaalden we 8 ringgit entree en toen mochten we de longhouse betreden. Het viel eigenlijk best tegen. Er was een soort van straatje gemaakt van twee lagen gespleten bamboe-latten. Aan weerskanten stonden houten huisjes, maar vaak was deze ook gemaakt van beton. De mensen stonden ons maar een beetje raar aan te staren en heel veel kregen we niet los. De meeste reactie kregen we van een driejarig jongetje dat muggenscheetjes op ons gooide. Het jochie lach dubbel om de gekke bekken die we trokken. Na een colaatje en de tank weer gevuld te hebben gingen we er snel weer vandoor.
We reden terug naar Kuching en erna door naar Damai en het Santubong National Park. Onderweg stopten we aan de Sarawak rivier bij zo’n typische Ramadan voedselmarkt. De zon ging al richting de horizon en we hadden echt zin in een versnapering. Een lekkere vers geperste appelsap en watermeloensap gaan er dan wel in. Ook vonden we weer van die heerlijke pannenkoeken met een noten-appel-vulling. Smikkelen geblazen. Natuurlijk niet op de markt. Dat deden we even om de hoek zodat de moslims er geen last van ondervonden. De zon was nog niet onder.
Hierna konden we fris door naar de eindbestemming. Hier gingen we naar BB Bunkers. Dit is de enige betaalbare overnachtingsplek in Damei. Verder zitten er alleen maar resorts. We sloten een dealtje met de beheerder, we kregen twee eenpersoonsbedden voor de prijs van één. Verder hadden we de hele toko voor onszelf, er waren geen andere gasten. Het was een design hostel met twintig bedden in dezelfde open ruimte. Je bed werd afgeschermd door dikke gordijnen van de andere bedden. Gelukkig konden we ‘s avonds bij een foodcourt goedkoop eten. Damei is niet goedkoop met al die resorts.
Sarawak Cultural Village
De volgende dag werden we uitgerust wakker. Wat een heerlijke bedden. We haalden een ontbijtje bij de 7/11 en liepen een rondje door Damei. Er zijn een paar leuke strandjes maar die zijn allemaal omringd door de resorts. Natuurlijk kun je vanuit hier heel makkelijk wandelingen maken in het Santubong NP, maar daar stond ons hoofd niet naar. Wij kozen ervoor om naar Sarawak Cultural Village te gaan. Dit is een park waar je alle 7 volkeren van Sarawak kunt ervaren. Dit zijn de Biduyah, Iban, Penan, Orang Ulu, Melanau, Malays en Chinezen. Het is een soort openluchtmuseum met alle typische bouwstijlen van de stammen. Binnen zie je dan mensen in klederdracht die allemaal typische gerechtjes bereiden of producten maakten. Vooral de longhouses van de Melanau en Orang Ulu stammen waren gigantisch.
Hier vonden we dus wel originele longhouses. Natuurlijk is het allemaal opgezet, maar we vonden het hier leuker dan Annah Rais. De entreekosten liggen trouwens ook veel hoger. Voor 65 ringgit heb je een toegangskaartje. Om half 12 was er een culturele show met zang en dans. We zagen de typische dansen van alle volkeren. Er werd door de Penan jager een jagersdans opgevoerd. Met een lange blaaspijp en schild werd een prachtige dans opgevoerd. Ook de blaaspijp werd gedemonstreerd en de man schoot met zichtbaar gemak ballonnen op 15 meter kapot.
Toen danste hij het publiek in en koos een makkelijk slachtoffer uit die het kunstje even mocht gaan herhalen. Dus daar stond de enige lange Hollander uit het publiek ineens op het podium. Juist, ik (Sander) dus. Ik krijg een priemende inspectie en moest mijn schoenen en sokken uitdoen. Geen probleem. Toen ging de jager raar kijken naar mijn broek en hij maakte gebaren dat die ook uit moest. Ik hield me maar mooi van de domme en zakte door mijn knieën. “Oh bedoelde u dat niet?” Ondertussen lag het publiek gevuld met een aantal Maleisische schoolklassen volop in een deuk. Jolien natuurlijk voorop.
Nou toen moest ik dus nog even een paar ballonnen kapot schieten. Het lukte me om er 1 van 15 meter kapot te schieten. Dat viel me reuze mee. Maar ik miste ook twee pijlen dus de laatste ballon mocht ik van 2 meter kapot maken. Pff, gelukkig lukte dat ook nog. Na afloop zagen we de beste man nog in het park en als bedankje kregen we een originele pijl gemaakt van ijzer. Hoe gaaf is dat!
Na een super leuke ochtend en middag gingen we verder. Vanuit Damei reden we door de regen richting de Fairy en Wind grotten. Deze haalden we niet omdat we eerst droge kleding aan wilden en een overnachtingsplek wilden vinden in Bau. Nou die zijn er dus niet. Uiteindelijk vonden we een plekje twee kilometer buiten de stad in het Rain Forest Inn. Een beetje overpriced maar veel keus hadden we niet.
Serikin weekend market
Serikin in een slaperig dorpje op de grens met Indonesië. Elk weekend wordt daar een grote markt gehouden waar je alles kunt kopen. Daar reden we op zaterdag 22 juni naar toe. Toen we aankwamen zagen we dat er maar weinig standjes open waren. Onze inschatting was dat vooral de Indonesiërs niet waren gekomen. Het was namelijk het Suikerfeest weekend en de Indonesiërs zijn meer diehard Moslims dan de Maleisiërs. Die waren er gelukkig wel en het was heel gezellig. Er waren veel stands die rotan producten verkochten. Ook was er een grote versmarkt.
Het leukste aan deze markten zijn altijd de mensen zelf dus tijdens een afsluitend drankje was het lekker mensen kijken. Er waren maar weinig toeristen en volgens mij waren wij meer een attractie dan de markt. Ook altijd erg leuk om mee te maken. We pakten de motor weer en reden terug in de richting van Bau. Onderweg stopten we nog bij een plek dat Kampung Rafflesia heette. We hoopten hier de Rafflesia, de grootste bloem van de wereld, te kunnen zien maar helaas. Niets gevonden. Het wandelingetje was wel even aangenaam.
Fairy Caves & Wind Caves
We gingen vooral naar Bau om de twee grotten te zien die hier zijn. Ze heten Wind en Fairy Cave en ze liggen ongeveer een 10 minuten uit elkaar. De Fairy Caves liggen hoog op een heuvel en we kwamen er met een grote betonnen wenteltrap. Het licht in de grot was prachtig. Het is mooi om te zien dat er planten groeien als er maar een klein beetje licht de grot in komt. Gelukkig hadden we zaklampen mee zodat we best ver de grot in konden. Hoog boven ons hoorden we de vleermuizen kwetteren, maar goed zien konden we ze niet.
De Wind Caves liggen aan een rivier en zijn makkelijker bereikbaar. Ze zijn gevormd door de wind en een klein beekje dat er doorheen loopt. Hierdoor zijn er een aantal gangen ontstaan maar je ook weer heel veel vleermuizen tegenkomt. Vooral de stank van Guano overheerst hier. Maar het dak van de grot is laag dus je ziet de vleermuisjes slapen in kleine holletjes aan het plafond. Heel bijzonder.
Hierna reden we weer terug richting Kuching. In de middag gingen we nog naar het Sarawak Art Museum waar ze een expositie hadden over de geschiedenis van Borneo. Het museum zit gevestigd in een oud Engels landhuis en het was erg leuk om even over het omliggende landgoed te lopen. Verder werd de motor begin van de avond weer opgehaald. Toch altijd fijn dat we zonder kleerscheuren hebben kunnen huren. Ter afsluiting gingen we lekker eten en erna bezochten we een restaurant waar een live optreden was. Hier verwenden we onszelf met een lekker fles wijn. Dat hadden we al in geen eeuwigheid gehad.
Op zondag 23 juni deden we niet veel. We werkten onze blog wat bij en ‘s avonds gingen we lekker naar de bioscoop. We hadden de keuze tussen twee Maleise films, de nieuwe Transformers of The Mummy. Het werd the Mummy met Tom Cruise. Niet slecht en makkelijk wegkijken. Een lekkere dag voordat we morgen naar Kota Kinabalu in Sabah vliegen. Dit ligt aan de oostkust van Borneo. Hier wordt het nog meer een apenbende. Dat lees je de volgende keer
Salamat Tinggal
Sander & Jolien.